Met structuur op avontuur in de onderzoekswerkplaats
De toekenning en start van de onderzoekswerkplaats betekent voor het Summa College een nieuwe stap in docentprofessionalisering op ICT-bekwaamheid. Hoe ze de onderzoekswerkplaats willen inrichten? ‘Met structuur op avontuur’, op zoek naar een nieuwe mindset ten aanzien van flexibilisering, professionalisering en digitalisering. Linda Manders-Matthijssen, onderwijskundig adviseur bij Summa College en Giel Kessels, betrokken bij het practoraat Effectieve Didactiek, dienden samen de gehonoreerde aanvraag voor de onderzoekswerkplaats in. In dit interview met Programma Digitaal Bekwaam vertellen ze over beleid, ambities én avontuur:
Gefeliciteerd met de start van de onderzoekswerkplaats. Jullie kunnen hiermee ‘werken naar een nieuwe mindset’, zoals in de aanvraag is gesteld. Kun je die nieuwe mindset toelichten?
‘We zijn niet uniek in onze wens naar flexibilisering’, stelt Giel. ‘Je ziet een soortgelijke ontwikkeling bij veel ROC’s. Waar we wel onze eigen weg in zoeken is de manier waarop we proberen te flexibiliseren. Vreemd genoeg begint flexibilisering met het vaststellen van structuren. Hoe kunnen we flexibilisering aanbieden? Het is een beetje een paradox: hoe bied je structuur en vastigheid, waardoor je onderwijsontwikkelingen goed kunt uitwisselen en dus wendbaarder wordt als organisatie. De vraag die nu voor ons ligt is waarom sommige initiatieven wel hun weg vinden door de school en anderen niet. We willen leren van die succesvolle voorbeelden. Welke werkbare principes zitten daarachter? Hoe kunnen we deze principes breder inbedden in de school?’
In de onderzoekswerkplaats willen jullie de vaardigheden voor succesvol blended leren en doceren in kaart brengen. Hoever zijn jullie nu al?
Linda ziet landelijk veel initiatieven: ‘Bijvoorbeeld de monitor Leren & Lesgeven van het iXperium, maar ook vanuit Programma Digitaal Bekwaam. Vanuit die initiatieven hebben we wel zicht op de nodige vaardigheden, maar daarmee is het niet overal geland op de werkvloer. De urgentie lijkt niet overal gevoeld te worden. Dat kan misschien ook komen door een overvloed aan ontwikkeling, gek genoeg. We hebben intern 120 e-learning modules, dus niet vreemd dat mensen door de bomen het bos niet meer zien. Door in de onderzoekswerkplaats met designteams te werken zitten we veel meer op de persoonlijke vraag: wat heeft het team nodig en wat vanuit het al bestaande aanbod sluit hierop aan? Of is er iets nieuws nodig?’
De onderzoekswerkplaats krijgt een ‘open karakter met een leergemeenschap en een multidisciplinaire aanpak’, hoe moet ik dit voor mij zien?
‘We bieden richtlijnen en structuur’, begint Giel beslissend, ‘maar de teams ontwikkelen op hun eigen tempo. De teams die meedoen met de onderzoekswerkplaats hebben hele verschillende vragen die gaan over verschillende punten in het adaptieproces. Zo kan het ene team vragen hebben van oriënterende aard, terwijl een ander team met hun vraag in de uitvoer zit. Ieder volgt z’n eigen ontwikkeltraject, in z’n eigen tempo, maar wel allemaal met hetzelfde doel. Langs de richtlijnen die zijn uitgezet.’
Linda vult aan: ‘Ieder jaar doen er drie teams mee. We zijn erg blij met de diversiteit van de teams die starten: team bbl-retail niveau 2 en 3, team engineering niveau 4 en team dienstverlening, zorg en welzijn niveau 2. Zij krijgen een proces- en een onderzoeksbegeleider. Daaromheen haken veel andere expertises aan, naargelang de vraag van het team zich ontwikkelt. Dat begint bij de formulering van de leervraag, waarbij we gebruik maken van de design leervraag methodiek. De onderzoeksvraag is eerst vaak nogal breed, dus die gaan we in de eerste periode concretiseren. Wel is duidelijk dat bij alle teams de vraag is gericht op de ontwikkeling van de student: hoe kunnen we hen faciliteren in flexibel onderwijs afnemen? Al liggen de accenten per team wel anders.’
Verschillende projecten die al eerder waren gestart komen samen in de onderzoekswerkplaats. Aan welke projecten worden hier gerefereerd?
‘Deze strategie is ontstaan vanuit het programma Summa Flex.’ Linda refereert aan het programma waar zij ook betrokken bij is. ‘Daar is duidelijk gesteld: blended learning is geen doel, maar een middel om flexibel onderwijs waar te maken. Je kunt geen gepersonaliseerd onderwijs aanbieden in een klas van 25 studenten wanneer je hier niet een blend van maakt met een digitale component, zodat studenten zelf de stof tot zich kunnen nemen als dat wenselijk is. Daar zijn dus initiatieven op gestart, zoals het GO Team -een team contentcreatie dat ondersteund bij de ontwikkeling van digitaal onderwijs. Alleen de stap die we nu proberen te zetten, is het in kaart brengen van die vele ontwikkelingen en het succes ervan. Is dit wel wat de student wil? Daarover worden aan de voorkant nog te veel aannames gedaan die aan de achterkant niet altijd blijken te kloppen.
Het ontwikkeltempo is nu zo hoog, dat we daar niet goed op reflecteren. En dat komt allemaal samen in de onderzoekswerkplaats, hier kunnen we onderzoek doen naar de processen. In eerste plaats voor de deelnemende teams zelf, maar ook extrapolerend naar alle teams in het Summa College en hopelijk zelfs mbo breed. Daarnaast hebben we in de corona-tijd de Summa Academie opgezet. Hier staan veel e-learnings, modules en trainingen klaar, met tot dusver wisselend succes in afname en gebruik. Wat is er nodig aan digitale vaardigheden bij de docent om studenten flexibel en gepersonaliseerd onderwijs te kunnen bieden? Dat is de vraag die eronder ligt.’
Waar staan jullie over 3 jaar?
Linda denkt even na. ‘Ieder team z’n eigen stapjes. Dus dat zal ook per team verschillen, maar wel stapjes in dezelfde richting, met meer uitwisseling en betere borging. Er participeren in drie jaar negen teams bij de onderzoekswerkplaats, en die leveren hopelijk werkbare principes op waar alle teams van het Summa College gebruik van kunnen maken. Er zijn veel eilandjes binnen de organisatie, dat is altijd tot op zekere mate zo, maar die willen we wel beter gaan verbinden. We werken allemaal naar hetzelfde toe en we kunnen veel van elkaar leren. Die paden willen we voor iedereen blootleggen, zodat alle goede initiatieven hun weg vinden naar andere teams. Delen, delen, delen. Op verschillende abstractieniveaus.’
Wat wil je andere scholen meegeven die ook aan de slag gaan met digitalisering?
‘Laat teams op hun eigen tempo ontwikkelen. Dat is de kracht van het mbo. De organisatorische eenheid in het mbo is een onderwijsteam, dus mag je best verschillen in tempo. Als de richting maar wel duidelijk is. Je moet overeenstemming vinden over de structuur waarbinnen je gaat flexibiliseren. Je biedt ruimte voor autonomie in ontwikkeling, maar ook richting. Dat is de combinatie om een ontwikkeling te laten slagen. En natuurlijk speelt cultuur ook een belangrijke rol, waar ieder team ook anders mág zijn als beroepsopleiding. Dat maakt dat te veel standaardisatie in het mbo in de praktijk vaak niet werkt. Ook hier geldt: structuur met ruimte voor avontuur’, aldus Giel.
‘Misschien moeten we afstappen van de term blended learning en het gewoon effectief leren noemen. Want dat is waar het over gaat en misschien maakt dat dat de urgentie ook meer duidelijk. Het gaat over bieden van goed onderwijs als team aan je studenten, en vaak wordt dat pas duidelijk als een team in een onderwijsontwikkeling zit. Dan komen er vragen. Laat teams daarom in hun waarde en leg een middel niet op als doel. Als we de kennisuitwisseling goed kunnen faciliteren en richting kunnen geven aan ontwikkeling, dan zetten we de teams van het mbo echt in hun kracht’, besluit Linda.